3e Congres RG (2021): een tussenbalans met goede vooruitzichten

The resource group method in severe mental illness
26 maart 2019
Green Mental Health
4 januari 2021

Verslag van het Online Congres Resourcegroepen op donderdag 25 maart 2021, vanuit de LocHal in Tilburg 

Een tussenbalans met goede vooruitzichten

Door: Nico de Louw

 

Green Mental Health, waarachter Frits Bovenberg en Gijs Francken schuilgaan, stelden ruim tweehonderd deelnemers in staat ‘the state of the art’ inzake RACT en Resourcegroepen tot zich te nemen. Vanuit de pop-up-studio in de LocHal, een oude en nu omgebouwde locomotievenhal in Tilburg, kon ‘heel Nederland‘ digitaal intunen op een uitgebreid programma voorgezeten door ‘host‘ Bram Berkvens.  Bram -merkbaar goed ingevoerd in de materie- zou het publiek op heldere en ontspannen wijze meenemen langs twaalf afzonderlijke blokken van vijfentwintig minuten met ampele mogelijkheden tot inbreng vanuit het publiek thuis of op het werk. De presentaties werden veelal verzorgd door (specialistisch) verpleegkundigen en ervaringsdeskundigen en hier en daar een psycholoog of orthopedagoog. In dit verslag is de positie van de resourcegroepen (RG) in Nederland het hoofdonderwerp en daar richt dit verslag zich ook op. De bedoeling is, in plaats van ‘notulen’ met een weergave wie wat gezegd heeft, ontwikkelingen, ervaringen, knelpunten, beloften en voorlopige conclusies in beeld te brengen om mee te nemen naar de komende vijf jaar en een nieuwe tussenbalans in 2026.

Aanloop

Afgetrapt wordt met psychiater en directeur Eva Leeman, betrokkene vanaf het eerste uur. Zij memoreert de start in 2014 gedragen door mensen uit het hele land. De inspiratie en het gedachtegoed zijn ontleend aan Nieuw-Zeeland en Zweden. Het bijbehorende uitvoeringsmodel, de RACT- methodiek is aangepast voor Nederland en sloeg uiteindelijk neer in het praktijkboek dat in 2017 het levenslicht zag bij het FACT congres in de Maassilo in Rotterdam.

Al heel vroeg na de start was de RACT-praktijk onderwerp van onderzoek vanuit het Trimbos, uigevoerd door promovendus Cathelijn Tjaden en waaraan 9 instellingen zijn gaan deelnemen. Onderwijl werden er in de resourcegroepenpraktijk ervaringen opgedaan die tot wijzigingen en aanvullingen hebben geleid en die zijn neergeslagen in het vernieuwde praktijkboek waarvan het eerste exemplaar met een voorwoord van burgemeester Aboutaleb later in deze avond ‘overhandigd’ zal worden aan Sven de Langen, wethouder gezondheidszorg in Rotterdam. Dit praktijkboek is ten opzichte van het eerste compleet herschreven met verwerking van de ervaringen uit de afgelopen jaren en nu ook met implementatietips voor aanpalende domeinen. Resourcegroepen (RG) zijn een middel om elkaar over de domeinen heen te vinden en dat geldt met name het sociale domein. Ook richt dit nieuwe boek zich meer op zingeving, participatie, beweegt van behandeling naar begeleiding en schetst verbeterpunten gedestilleerd uit recente praktijken.

Eva eindigt met het omschrijven van de basis en kern van het werken met resourcegroepen: eigen regie en directe betrokkenheid cliënt en zijn naasten/door hem ‘genomineerden’ en het samenwerken met andere relevante partijen over de domeinen heen. Door dit consequent aan te pakken is de herstelondersteunende zorg (HOZ) met nieuwe inzichten en verbeteringen verrijkt en is het werken met steunsystemen al lang niet meer voorbehouden aan de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) alleen, maar breidt het werken met resourcegroepen en het denken in netwerken zich zienderogen uit naar meer sectoren zoals het sociale domein, verslavings- en jeugdzorg en in de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking.

Dan volgt een filmpje waarin hoofdpersoon Django Theewes verhaalt over zijn ervaringen als cliënt en regisseur van zijn eigen steunsysteem; hij komt daar zelf uitgebreid op terug, later in het programma.

Het onderzoek

Tijdens het volgende blokje is ‘de vloer‘ voor Cathelijn Tjaden, vier jaar lang als promovendus nauw betrokken bij de implementatie van de resourcegroepen die zij monitort op effecten in de praktijk waar resourcegroepen vergeleken worden met FACT-teams binnen zelfde instellingen en met vergelijkbare clientèle. Welke inzichten, resultaten heeft ze tot dusverre aan het licht gebracht? Het vergt in de beginfase inspanning en tijd om cliënten voor een RG te enthousiasmeren, immers men was niet vertrouwd met het fenomeen. Niet iedereen wilde deelnemen of hield het uiteindelijk vol tot het einde. De implementatie kon ook belemmerd worden door ervaren spanningen, stress of door het overheersende karakter van het netwerk rond cliënt.

Deelnemers aan een resourcegroep zijn mensen uit de informele sfeer (naasten, vrienden) en professionals: regieondersteuners, sociaal psychiatrisch verpleegkundigen, psychiaters, ervaringsdeskundigen èn anderen voorgedragen door de cliënt. Sessies vonden overall voor 40% plaats op kantoor, maar zeer zeker ook bij mensen thuis. Deelname vanuit sociale wijkteams was vooralsnog nauwelijks aan de orde. Belangrijk leerpunt blijkt het opbouwen van draagvlak op teamniveau. Naarmate dat er meer draagvlak is, stijgt de meerwaarde van de resourcegroep. Dit is terugblikkend zeer redelijk gelukt en de effecten zijn waarneem- en meetbaar op de drie domeinen van herstel. In de vergelijking tussen RG en FACT-team hebben de RG meer effect op terreinen persoonlijk en maatschappelijk herstel en: krachtiger empowerment en meer kwaliteit van leven. En scoren beide gelijk op vlak symptomatisch of klinisch herstel.

Cathelijn noemt als processen en werkende mechanismen die bijdragen aan deze uitkomsten:  visualisatie (ervaren) steun van groep; erkenning van naasten; activeren/nadenken gericht op doelen doet steviger staan bij herstelstappen; openheid bij gesprekken in de groep; integratie met leefwereld cliënt. Dit levert een beter beeld van omgeving cliënt en geeft nuttige kennis voor deelnemende hulpverleners die  daardoor effectiever met herstelprincipes aan de slag kunnen.

Overigens: deze principes doen óók opgeld bij peersupported open dialogue (POD) en Netwerkpsychiatrie. Wat leidt tot de vaststelling: er is niet één waarheid of juiste weg en ‘laat duizend bloemen bloeien ‘. Dus telkenmale ook tot de vraag: “Wat sluit het beste aan op de behoeften en belangen van de cliënt”? Cliënt als regisseur lukte niet iedereen en  je bent het ook niet meteen,  maar veel mensen groeiden merkbaar in die rol. Afsluitend ziet Cathelijn als heel belangrijk dat GGZ en sociaal domein elkaar over en weer uitnodigen om kennis te delen en de beweging richting steungroepen vaart te laten maken.

 

DE IMPLEMENTATIE EN DE PRAKTIJK: BEVINDINGEN, INZICHTEN, VOORBEELDEN KNELPUNTEN 

Vergelijking met Zweden

Vervolgens komen representanten van diverse praktijken aan het woord. Velen van hen zijn bij de Zweden in Göteborg, tijdens een studiereis onder leiding van Rokus Loopik, op bezoek geweest bij grondlegger Ulf Malm en de zijnen en hebben daar hun inspiratie opgedaan, al verschillen de omstandigheden nogal van elkaar. RACT–werk staat in Zweden op zichzelf, in Nederland vaak vanuit het FACT-verband. In Zweden geeft RACT financieel en in de tijd alle ruimte aan cliënten en hulpverleners om langdurig met elkaar op basis van de methodiek aan de slag te gaan in steungroepen en ondersteunt dit ook nog eens met veelvuldige trainingen, super- en intervisie. De Zweden zien in tegenstelling tot de Nederlandse control freaks géén beren op de weg. De cliënt vindt zijn casemanager bij de voordeur, maar kan erop terug blijven vallen na beëindiging van de zorg in steungroepverband. In Nederland is dat laatste in principe ook het geval. De ruimte voor langdurige resourcegroepen en bijbehorende trainingen is beperkt, er is grote verantwoordingsdruk en de tijd voor het opzetten van resourcegroepen moet als het ware uitgehakt worden binnen lopende praktijken en is de rol van GGZ-professionals in principe eerder dan in Zweden eindig en wat overigens niet altijd betekent dat de resourcegroep daarmee hoeft te eindigen. Wel kun je stellen dat afschalen een ondermijnend effect kan hebben op de resourcegroep.

Op de handen zitten

Deze terminologie komt in de sessie veel langs als thema. Hulpverleners, en zo zijn ze nu eenmaal opgeleid, stellen de diagnose en daarmee de handelingsrichtingen vast voor de cliënt. Nu in het kader van resourcegroepen wordt uitgegaan van wat de cliënt formuleert als problemen en langs welke weg verbeteringen mogelijk zouden zijn waarmee voor de RG de korte- en lange termijn doelstellingen geformuleerd zijn. Dit vergt van de hulpverlener een andere, meer volgzame grondhouding en dat is voor de één makkelijker dan voor de ander. “Je moet je aan het tempo en associaties van de cliënt aanpassen, moeilijk als je zelf de situatie als nijpend ervaart en bij concrete verwaarlozing moest soms worden ingegrepen, met een naderhand dankbare cliënt”. De dagvoorzitter bevroeg menigeen naar de beleving en het resultaat van ‘het op de handen zitten ‘. Dit werd breed erkend als relevante vraag. De reacties waren veelal positief inzake de resultaten van deze ‘passiviteit’.

Rol ervaringsdeskundigen

Een gewonnen inzicht blijkt de belangrijke rol van ervaringsdeskundigen als deelnemer aan de resourcegroep. De meerwaarde wordt niet alleen door de hoofdpersoon en naasten ervaren, maar ook door de betrokken hulpverleners. De in resourcegroep verband voorgestelde stappen en welke gevoelens daarbij door je heen kunnen gaan, zijn door ervaringsdeskundigen doorleefd en kunnen aldus naar waarde worden geschat. Bovendien zijn ze ook functioneel goed inzetbaar voor 1-op-1 -gesprekken. Hulpverleners die vaak de neiging hebben te sturen en het te weten, kunnen door de ervaringsdeskundigen in te zetten, zelf ‘achterover leunen’. ”Heerlijk om wat verantwoordelijkheid over te dragen”, zo viel te beluisteren.

Resourcegroepen in de VG-sector

Rond mensen met een verstandelijke beperking, worden vaak al spontaan hulpnetwerken gevormd niet via het nomineren maar ‘van nature ‘. Inmiddels zijn er op meerdere plaatsen in ons land in het verlengde van deze natuurlijke reactie organische verbanden ontstaan onder de noemer STEVIG. PSW is vanuit Limburg een ander verband waarvan de representanten hiervan de toehoorders meenemen inzake resourcegroepen in dit domein. Veel begeleiding vindt thuis plaats in het kader van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) en de wet langdurende zorg (WLZ.) Zo lukt het terugval tegen te gaan en de omgeving meer te betrekken. De cliënt komt meer op de kaart, krijgt ruimte om met kleine stapjes aan zijn eigen groei te werken. Deze aanpak is vergelijkbaar met de resourcegroepenmethodiek waar PWS-werkers onderweg ook concreet mee in aanraking zijn gekomen, via trainingen van Frits Bovenberg. In het verlengde hiervan worden nu bewust vanuit het resourcegroepen gedachtegoed nieuwe stappen gezet: nieuwe termen worden gezocht, bijvoorbeeld voor cliënt, nieuw bij de intake is de vraag: “Wie neem je mee?” en ja, op de handen leren zitten is ook spannend.

Resourcegroepen in de crisisketen

GGZ Breburg laat via het Sherpa-project zien dat het mogelijk is al in de intramurale setting, zoals op een High & Intensive Care (HIC) afdeling, met resourcegroepen te beginnen en op zijn minst om die voor te bereiden, zodat dit in de ambulante setting na het intramurale verblijf kunnen worden voortgezet. De term Sherpa refereert aan zware tochten en 1-op-1-begeleiding maar waarbij de hoofdpersoon wel zelf moet lopen of klimmen. Dat laatste wordt niet overgenomen.

Invalshoek is de zelfregie van de cliënt waar mogelijk te bevorderen en te helpen herwinnen. Het lukt om mensen te nomineren wanneer mensen in acute nood verkeren. Bij een pilot vertrokken 6 van de 10 mensen met een om hen heen gevormde steungroep, die dus dan ook door kan functioneren of toegepast worden bij de intensieve behandeling thuis (IBT), ook wel aangeduid als intensive home treatment (IHT) en de ambulante zorg. Langs komt het nieuwe concept Mentale Gezondheidscentra die een nieuw te ontwikkelen rol zou kunnen spelen om gericht te werken met steungroepen en linken leggend met het sociaal domein. Desgevraagd hebben cliënten hun waardering uitgesproken over het betrekken van de ‘Sherpa’s. De betrokken hulpverleners, met name verpleegkundigen, achten het van belang het draagvlak te verbreden, zodat er meer draagkracht voor toepassing van Sherpawerk komt dan met 1 of 2 personen het geval kan zijn. En… “Je moet blijven coachen en trainen, het management moet blijven sturen, aldus wordt het gedachtegoed ‘warm’ gehouden”.

De naaste is belangrijk

Het is onderhand geen nieuwtje meer dat naasten waartoe niet alleen familie valt te rekenen maar zeer zeker ook vrienden, en kennissen een belangrijke bondgenoot zijn in de HOZ en dus ook in resourcegroepen en uiteraard in de gewenste of toegepaste triadische aanpak. In een boeiende presentatie vanuit de Naastbetrokkenenraad en de familie-ervaringsdeskundige van Reinier van Arkel wordt een proactieve invalshoek gekozen door het aanbieden van een cursus met vijf modules. Met de expliciete bedoeling van meer empowerment ontwikkelen bij naasten. Te beginnen met lotgenotencontact en vervolgens inzichten bieden hoe herstelprocessen hun beslag krijgen. Aldus kan dit proces dat naasten doorlopen parallel lopen aan dat van de cliënt. Belangrijk leerpunt daarbij is dat de naasten leren dat de cliënt, hun dierbare hoofdpersoon, zijn of haar eigen pad moet kunnen gaan. Via simulatiespelen worden de beide processen waar cliënten en naasten doorheen gaan in beeld gebracht. En passant ontwikkelt zich ook meer inlevingsvermogen in de positie en beleving van de betrokken hulpverleners. Bij de evaluatie een half jaar na de cursus blijkt het succes: de cursus is zeer gewaardeerd, vormt ook banden tussen de nu zeventig cursisten en komt de relaties binnen de triade ten goede. Navolgenswaard dus en zeker ook een mooie opstap voor deelname van naasten in de resourcegroepen.

Cliënt op nummer één

Dan komt Django Theewes van het filmpje nu ‘in levende lijve’ vergezeld van zijn casemanager en verpleegkundig specialist, zijn naaste hulpverleners, op het scherm. We krijgen aldus een inkijkje in de praktijk van de resourcegroep. De stappen worden langs gelopen. Het formuleren van korte- en lange termijn doelen bleek best wel lastig in het begin.

Het nomineren van te betrekken personen die daarbij van nut zijn, heeft in ruime mate plaats gevonden. De moeder van Django is vast van de partij, maar bij een bepaald doel bijvoorbeeld zijn voetbaltrainer. De hulpverleners zeggen dat ook zij aan deze nieuwe aanpak in de vorm van een steungroep moesten wennen: de resourcegroepenmethodiek is toch een andere en intensiever manier van werken. Er moesten op aanwijzing van Django vrij veel mensen betrokken worden tussen de dagelijkse beslommeringen door. Dat kon een tijdrovende aangelegenheid zijn, omdat mensen veel uitleg nodig hadden, maar uiteindelijk betaalde die investering aan de voorkant zich wel terug in tijd en vertrouwen. Gaandeweg groeide Django in zijn rol als regisseur en voorzitter en dat was voor hem een nieuwe ervaring. Met de casemanager werden de sessies, eens in de drie maanden, goed voorbereid met soms wijzigingen in de oorspronkelijk afgesproken stappen. Soms hadden de hulpverleners moeite met Django’s keuzen aangaande dagbesteding, die werden dan wel naar voren gebracht maar de beslissing lag toch duidelijk bij Django; al kon dan wel nader overleg met de casemanager volgen. Het herstel georiënteerde RG-plan heeft feitelijk het oude behandelplan vervangen en dat is een goede zaak gebleken omdat daardoor ook de naasten gerichte aandacht en eventueel steun konden krijgen.

Wat te doen de komende jaren?

  • Gewezen wordt op het belang van de vraag naar de aanwezigheid en ervaringen van kinderen, een vraag die bij de enkelvoudige gerichtheid op de cliënt nogal eens vergeten wordt. Denk in ecosystemen waarmee de nadelen van de organisatie in schotten duidelijk in het oog springen en opheffing van gescheiden werelden en kaders als wenselijk en nastrevenswaardig naar voren komt.
  • Leer de lessen uit het rapport Over de Brug en pas ze toe in het vervolg: ga samen over een breder geformuleerde brug waarbij de GGZ niet perse in het midden hoeft te staan! Deel kennis en profiteer wederzijds van die kennis als het aankomt op het samenwerken tussen verschillende domeinen.
  • GGZ past bescheidenheid en ga uit van de burger, is een oproep die in verschillende toonaarden langs komt. Mensen moeten het uiteindelijk zelf doen met steun van naasten en moeten daarvoor de komende 4 jaar meer ruimte krijgen. En daarom is het wenselijk voortaan het behandelplan en de behandeldoelen in de ik- vorm op te stellen.
  • En ja, de taal bleek de hele sessie een terugkerend onderwerp. Dat begint al met de term RACT. Het werken in netwerken vraagt ook te werken met partners die andere taal bezigen, in gescheiden ‘hokjes‘ werken met indicatiestellingen die in de weg zitten.

De drie bestuurders

Het gesprek tussen drie bestuurders benadrukt het belang van het opzetten en vinden van ‘vliegwielen‘ om de weg naar implementatie te openen en te bevorderen. Niet gemakkelijk om mensen mee te krijgen en de methodiek te borgen. Het helpt als cliënten erom vragen en als hulpverleners ervaren en verspreiden dat de resourcegroepen methodiek goede resultaten oplevert. Er is nog een lange weg te gaan en die zou feitelijk moeten beginnen in de opleiding; dáár zou het werken met de resourcegroepen methodiek, het gedachtegoed en het denken in netwerken expliciet een plaats moeten krijgen.

Tips die inzake samenwerking sociaal domein en GGZ in Amsterdam naar voren worden gebracht: organiseer invoering bottom-up; goede ervaringen zijn er met duo vorming van een resourcegroep enthousiasteling met een collega die reserves heeft; bestuurders en managers aan boord zien te krijgen en te houden; opbouwen van ‘massa‘ waar regieondersteuners belangrijk zijn en de samenwerking op basis is van netwerkvorming. Daartoe is het wel belangrijk stevig te beginnen aan de voorkant: faciliteren en investeren door tijd in te ruimen om in een zekere vrijheid aan de slag te gaan, te beginnen met goede uitleg en trainingen. Balans aanbrengen tussen tijdrovende opstart en de al aanwezige caseload is te plannen en te betalen door de opzet van een resourcegroep als direct cliëntcontact te noteren.

Het aanleren van de methodiek is op zich eenvoudig, het gaat uiteindelijk om het tackelen van de vragen die zich onderweg aandienen. Het werken met resourcegroepen brengt met zich mee dat er onderling van elkaar kan worden geleerd en werkbezoeken ook bij externe partners helpen daarbij.

Een ‘lesson learned‘ is om bij het inzetten van een nieuwe praktijk, onderzoek mee te laten lopen. Voor wie werkt iets wel en voor wie moet juist een andere keuze uit de beschikbare instrumenten gemaakt worden? Het gaat er uiteindelijk om goede randvoorwaarden te creëren voor de levensomstandigheden van de cliënt: werk, relaties en dat is belangrijker dan een diagnose. Tweede les is dat resourcegroepen en netwerken middelen zijn om doelen te bereiken te beginnen met het concreet krijgen van vragen. Tevens heb je aldus een goede context voor ‘shared-decision making’ of gezamenlijke besluitvorming.

Werkbegeleiding blijft belangrijk en het beste is er mee door te gaan, ook na de training. In Rotterdam gaat men afzonderlijke ambulante teams voor psychiatrie en verslavingszorg in elkaar schuiven. Formele intervisie en supervisie is vaak beperkt maar de samenwerking binnen en rond de resourcegroepen werpt wel vervangende vruchten af.

Afsluiting

Met nogmaals de oproep om duizend bloemen te laten bloeien, sluit Bram Berkvens de dag af met een speciaal dankwoord voor het bestuur van stichting Resourcegroepen Nederland, Frits & Gijs en onderstaande personen en zijn wij allen wijzer geworden over de voortgaande verspreiding en toepassing van het resourcegroepen-gedachtegoed over een steeds breder maatschappelijk terrein.

 

Nico de Louw,

Eerste ambassadeur actieplatform herstel voor iedereen

 

Met dank aan en met grote waardering, zonder wier bijdragen bovenstaande tekst niet had kunnen ontstaan: Bram Berkvens, Eva Leeman, Cathelijn Tjaden, Jan van der Grift, Reina Roorda, Jack van der Kruijs, Alice Corten, Lex Grisel, Joop van der Wouw, Chrissie Koks, Janou Koudijs, Walter Teunissen, Els van der Sanden, Harold Drost, Michiel Vijftigschild, Django Theewes, Liselotte Verhoeven, Samantha Spiering, Juliette van Eerd, Wim van Beek, Roy Venneman en Trijnie de Wit.