Onderzoek

Het landelijk onderzoek bestond uit een kwalitatieve evaluatie en een randomised controlled trial (RCT) waarin het implementeren van resourcegroepen wordt vergeleken met Flexible Assertive Commuity Treatment (FACT) alleen. Hier volgt eerst een samenvatting van de kwalitatieve evaluatie, waarna de resultaten van de RCT kort worden besproken.

Resultaten kwalitatieve evaluatie
De uitgangsvraag was, wat voor processen op gang komen in een resourcegroep en wat het effect daarvan is op het herstel van de cliënt. De bevindingen zijn in twee artikelen beschreven (Tjaden, Boumans, Mulder, & Kroon, 2020a ; Tjaden, Boumans, Mulder & Kroon, 2020b, in voorbereiding ). Acht cliënten en hun resourcegroep werden intensief gevolgd voor een langere periode (variërend van acht maanden tot anderhalf jaar). Alle cliënten zijn gedurende deze periode meerdere keren geïnterviewd over hoe ze het werken met de resourcegroep vonden, wat de voortgang was van hun hersteldoelen en hoe het ging in hun relatie met de overige resourcegroepleden. Ook zijn de andere resourcegroepleden (zowel de belangrijke naasten als de professionals) geïnterviewd. Hiernaast waren de onderzoekers aanwezig bij de resourcegroepbijeenkomsten. Uit de analyse bleek dat er vijf herstel bevorderende processen op gang leken te komen, die op hun beurt effecten teweegbrachten voor de cliënt, de belangrijke naasten en/of de hulpverlening. Uit de analyse kwamen ook drie belemmerende factoren naar voren. Daarnaast is in het kwalitatieve onderzoek gekeken naar de interpersoonlijke processen die op gang kwamen. Deze processen en factoren worden hieronder beschreven en zijn geïllustreerd met enkele citaten. Lees hier verder over de herstel bevorderende processen, belemmerende factoren en het kwalitatieve onderzoek.

Randomised controlled trial naar het effect van resourcegroepen
In de randomised controlled trial (RCT) werden cliënten in behandeling van een FACT-team gerandomiseerd naar FACT-zorg mét een resourcegroep en FACT-zorg zónder een resourcegroep. In de eerste groep startten de cliënten dus een resourcegroep op naast gewone behandeling vanuit het FACT-team. Aan het onderzoek deden 158 cliënten met een ernstig psychische aandoening mee. Deelnemende cliënten werden op basis van loting (‘blind’) verdeeld over de twee groepen en 80 cliënten startten een resourcegroep op. Het onderzoek werd uitgevoerd bij 20 FACT teams van negen verschillende ggz-instellingen in Nederland. Cliënten werden anderhalf jaar lang gevolgd en vulden meerdere vragenlijsten in. Lees hier verder over de RCT naar het effect van resourcegroepen.

Conclusies
Het landelijk onderzoek wijst uit dat het werken volgens de resourcegroepenmethodiek leidt tot meer empowerment, meer persoonlijk herstel en regie over het herstelproces, beter functioneren en betere kwaliteit van leven dan wanneer cliënten alleen behandeling of begeleiding krijgen volgens de FACT-methodiek. Uit het kwalitatieve onderzoek wordt daarnaast duidelijk dat het werken volgens de resourcegroepenmethodiek maakt dat herstel een relationeel en contextueel proces wordt. De aanwezigheid en betrokkenheid van de belangrijke naasten benadrukken de vele kanten van de cliënt als individu met een uniek levensverhaal en allerlei kwaliteiten. In de resourcegroep zijn de betrokken naasten belangrijke en gelijkwaardige partners, en er wordt geluisterd naar hun behoeften en mening. Uit het onderzoek kwam naar voren dat wanneer een cliënt aan bepaalde hersteldoelen werkt, dit ook beweging en verandering van zijn omgeving vraagt. Ook de naasten ervaren een eigen herstelproces. De resourcegroepenmethodiek biedt een manier om deze naast elkaar bestaande maar tegelijkertijd onderling afhankelijke processen op elkaar te stemmen. Zo wordt het mogelijk om een gezamenlijk herstelverhaal te creëren waar een ieder in gelooft en aan mee wil werken. Het betekende overigens niet altijd dat het sociale contact toenam. Soms kwam er als uitkomst uit de resourcegroep ook juist dat er afstand werd genomen in bepaalde relaties, of dat er stevigere grenzen gesteld werden. Dit was dan nodig voor het verstevigen van autonomie en zelfbeschikking. Het onderzoek laat zien dat de resourcegroepenmethodiek niet zozeer een interventie is die sociale steun organiseert voor ‘de cliënt’, maar meer fungeert als een platform om het functioneren en de dynamiek van het sociale netwerk als geheel duidelijk te krijgen en te veranderen. Dit is absoluut niet makkelijk, en het vroeg vaak veel van alle betrokkenen, zoals vaker wordt gezien bij de implementatie van netwerkgerichte benaderingen (Ince, Haddock & Tai, 2015). Dit proces kwam dan ook niet bij alle onderzochte resourcegroepen op gang, of kwam op het verkeerde moment en dan duurde het lang voor er beweging in kwam. Het opzetten van een resourcegroep gaat meestal gepaard met spanningen en verloopt vaak in kleine stapjes. Maar omdat er meer aandacht is voor de dynamiek van het hele netwerk, kan de resourcegroepenmethodiek de cliënt ondersteunen in het vinden van de ruimte om zijn eigen stem te ontwikkelen en zijn eigen herstelreis vorm te geven. De eerste resultaten van het onderzoek laten zien dat resourcegroepen ertoe leiden dat cliënten én ervaren dat zij op anderen kunnen rekenen én voelen dat zij als individu sterker worden.

presentatie van Cathelijn Tjaden op het RG congres van 25-3-21